Woord: aanzoeten
aanzoeten , anzuiten
, zie: ofzuiten. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
aanzoeten , ånzöuten
, tot een begeerte worden (?) Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
aanzoeten , anzeutn , werkwoord, zwak
, tot een begeerte worden Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
aanzoeten , anzuten , zwak werkwoord, onovergankelijk
, begeerlijker worden, aanlokken, meer worden Iedere week een riks veur je spaorpot, dat zuut an (Wee), Aj bij het vissen een paar keer wat vangen hebt, dan zuut het an krijg je er steeds meer plezier in (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
aanzoeten , anzûten
, een (lichte) verslavende werking hebben. Det begint met ene börrel, maar det zûût zo an. Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
aanzoeten , anzuutn
, ongemerkt toenemen. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
aanzoeten , anzuten , werkwoord
, sterker worden, toenemen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
aanzoeten , [zoeter maken] , anzuten , (werkwoord)
, zuten an, an-ezuut , zoeter maken, verzoeten. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
aanzoeten , [tot een gewoonte worden] , anzuten , (werkwoord)
, zuten an, an-ezuut , tot een gewoonte worden. Dät zuut zo an. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |