Woord: aardappelkuil
aardappelkuil , élleperkuul , érrepelkuul, érpelkuul , v
, aardappelkuil. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
aardappelkuil , eerappelekuil , eerdappelekuil , zelfstandig naamwoord de
, Ondiepe, langwerpige kuil, afgedekt met riet, stro of modder, dienend als bewaarplaats voor aardappelen. Vgl. bietekuil, witlofkuil, wortelekuil. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
aardappelkuil , aerpelskoel , vrouwelijk
, aerpelskoele , aerpelskuulke , aardappelkuil. Hae haet ę laeve wie ’ne prins in ’n aerpelskoel: hij heeft het niet erg breed. Ich aet, waat in den traoch zit en sjlaop in ’n aerpelskoel: ik stel geen hoge eisen. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
aardappelkuil , érpelekuul , érpelekul
, kuil of afgedekte hoop waarin men de aardappelen bewaart. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
aardappelkuil , jappelkoele
, aardappelkuil. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
aardappelkuil , erpelkoel , de
, aardappelkuil op een vlak gemaakt stuk grond op het aardappelland, id. als erpeldobbe Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
aardappelkuil , eerpelkoele , zelfstandig naamwoord
, de; hetz. als eerpelgat Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
aardappelkuil , erpelkuil
, aardappelkuil, aardap pelen op een hoop ondergedekt met b.v. stro en zand. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
aardappelkuil , eerpelkoele , eerappelkoele , (zelfstandig naamwoord)
, aardappelkuil. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
aardappelkuil , èrpelkèùl
, aardappelkuil Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
aardappelkuil , [aardappelkuil ] , aerpelekoel , (vrouwelijk)
, aardappelkuil , Laeve wie eine prins in ein aerpelekoel. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
aardappelkuil , èèrepelkèùl , zelfstandig naamwoord
, aardappelkuil; • door Robben gebruikt in een gezegde dat tevredenheid uitdrukt: prinsheerlijk; Cees Robben – Zôô lekker as unne prins in unne èèrepel-kuil... (19680216) Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |