Woord: aardebult
aardebult , eerdebult , èerdbult
, (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe). Ook èerdbult (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe) = hoop grond Een eerdebulte um ’s winters hokkemest mit te maken (Rui), De eerbult was zwarte grond, vermengd met de inhold van het hoesie en daorbij blaoder, as. Het was een goeie bemesting, veural over het greuinlaand. Het was niet gooud veur de erpel, die wurden der rostig van (Eex), Vroeger haw een èerdbult, dat weur over ’t laand mend. Die bult, daor kwam koestront deur en ruumèerde oet de sloten, en allerlei rommel om hoes vort (Zwig), Wij zult vandage de èerdebult ies even umzetten (Sti), zie ook körtbult Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
aardebult , eerdebult , erebult , zelfstandig naamwoord
, de; hoop mest gemengd met aarde, gebruikt voor bemesting Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |