Woord: aartsvader
aartsvader , aartsvader , aortsvader
, Ook aortsvader (Zuidoost-Drents zandgebied, Noord-Drenthe) = 1. aartsvader In de Biebel proot ze van aartsvaders en profeten (Bov) 2. oud dier (Zuidoost-Drents veengebied, Veenkoloniƫn) Dat is een aartsvader, dei kan wal bie Noƫ in de arke zeten hebben (Bco), Dat is vleis van een aortsvaoder (Eco) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |