Woord: accuraat
accuraat , akkeroat!
, ook pleonastisch krekt akkeroat! = juist! zóó is ’t! Het basterdwoord accuraat = nauwkeurig, stipt, zorgvuldig; Latijn accuratus = nauwkeurig, geschikt, beschaafd; accuratio = zorgvuldigheid, nauwkeurigheid, omzichtigheid, enz. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
accuraat , akkeraot , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
, accuraat, zorgvuldig, precies Die man was niet akkeraot genog (Wes), Het is een hiel olde klokke, maor hij löp akkeraot (Hgv), Dat klied van dij is ja akkeraot zo as ’t miende (Pdh) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
accuraat , akkedaot , akkerdaot, akkeraot
, Ook akkerdaot (Zuidwest-Drenthe, zuid), akkeraot (Zuidoost-Drents veengebied) = 1. kordaat, pienter, dapper, flink Het was zo’n akkedaot mèenskien (Bor), Hij stapte er akkedaot op of (Row) 2. (bw.) zeker (Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid) Hetis akkedaot waor (Sle), Ik bun net akkeraot nog bie hum west pas geleden (Bov) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
accuraat , akkeraot , akkedaot, akkeraat , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
, 1. accuraat 2. in sterke mate Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |