Woord: achtentachtig
achtentachtig , achtentachentîg
, zie: kōnd, en: snöttêrij. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
achtentachtig , aggentaggetig
, achtentachtig Ge zâgt d’ aggentaggetig jaor nie án ’m af! Je zag aan hem niet, dat hij al achtentachtig-..- oud was. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
achtentachtig , achtentachtig , telwoord
, achtentachtig Het hemd, ...gat sleuig hum achtentachtig (Gas), ...achtentachtig of negenennegentig hij kneep hem (Uff). Als onderwerp ook Zien neers (Bro), Zien kont (Eri), Zien poepe (Wap), Zien harte (Nije) en soortgelijke varianten Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
achtentachtig , achentachetig
, achtentachtig Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. |