Woord: achteren
achteren , [aan de achterzijde] , achteren
, voor benadeelen, vindt men in den brief van den Hertog PHILIPS, des jaars 1450, te zien bij VAN GHOOR, beschrijving van Breda, bladz. 395. Minder zeldzaam vindt men in diergelijke oude stukken, ook in dit zelfde, vorderen voor bevoordeelen. Van dit achteren is thans nog in gebruik achterdeel, voor schade, nadeel, benadeeling, enz. Bron: Hoeufft, J.H. (1838), Aanhangsel op de proeve van Bredaasch Taal-Eigen, bevattende ophelderingen van eenige in onbruik zijnde woorden en spreekwijzen, in oude Bredasche stukken voorkomende, Breda. |
achteren , [aan de achterzijde] , achtern
, in ’t achtern wezen = ten achteren zijn; ook Gron. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
achteren , achtern
, in: noa achtern mouten = achterlast krijgen, eigenlijk = het privaat moeten opzoeken. Aldus omdat zulk eene gelegenheid in ’t achterste gedeelte van een huis gevonden wordt; hij komt in ’t achtern = wordt achterlijk, komt ten achteren, ook als het geldzaken betreft. Zie ook: binhoes; in ʼt achtêrn, ten achteren. Vgl.: in’t veuren, en zie Gr. Wbk. I, 661 Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
achteren , achteren , [axtǝrn]
, achteren; vån achteren, hen achteren: van achteren, naar achteren Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
achteren , âchtere
, achterkant Ik héb ’t ’s éfkes goêd van âchtere bekeke Ik heb de achterkant even goed bekeken; w.c. Ik mot éfkes nor âchtere In het achterhuis of buiten. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
achteren , achteren , bijwoord
, Zegswijze van achteren. 1. Aan de achterzijde. 2. Achteraf bekeken | Ik had ’t van achteren beter niet doen kennen – Van achteren koik je ’n koe in z’n kont (gat), woordspeling in de zin van 1. Het heeft weinig zin zich achteraf ergens over te beklagen. 2. De gebreken blijken pas achteraf. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
achteren , achtere
, achteren. Nao achtere gaon: naar het toilet gaan. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
achteren , achtern , bijwoord
, (alleen na vz.). Voor var. z. achter I = 1. achteren Ze haar het goed van achtern onder de heuispieren zat van achteren onder het hooi (Bro), Hie kwam mij van achtern op naderde mij van achteren (Sle), Je kunt beter de wind van aachtern hebben de wind meehebben, ook fig. (Bal), Hie zeurt aal van achtern, ...van achtern of an steeds opnieuw (Sle), Het regent aal van aachtern of an (Anl), Hij was aordig in het achtern mit het wark (Bov), Haal de vörke èven van achtern (Eli) 2. naderhand, achteraf (Zuidwest-Drenthe, Noord-Drenthe) Van achtern bekeken hej makkelijk praoten (Hijk), Het spiet mij van aachtern dat ik het niet edaone hebbe (Dwi) *Van achteren kiek ie de koe in de konte achteraf praten heeft geen zin (Vle); Hie wet van veuren niet, dat e van achteren leeft (Odo), zie ook achter(nao) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
achteren , achtern , het
, Var. als bij achter = 1. het toilet (vooral als schoolterm) Ik moe neug even hen ’t achtern (Zwig), Hij zit op het aachtern (Dwi) 2. in in het achtern wezen achterop zijn, een achterstand hebben Deur het natte weer was e slim in het achtern met het wark (Gas), Met betalen kun hij wal ies in het achtern wezen (Dal), Aj ’s morgens late uut bedde koomt bi’j de hiele dag in het achtern (Noo) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
achteren , aachteren , bijwoord
, 1. achter, aan de achterkant 2. in van aachteren achteraf, naderhand 3. in achterstand, in in ’t aachteren Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
achteren , achere , achtere , bijwoord
, achter, wc, toilet ’k Mot effe naer achere Ik moet even naar het toilet Ook achtere Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
achteren , van achtere , bijwoord
, achteraf Van achtere bekeeke wassut harstikke fout, maor ja, ’van achtere kijk ie een koe in zijn kont’ Achteraf bekeken was het hartstikke fout, maar ja, ‘achteraf kijk je een koe in zijn kont’; Van achtere bekeeke Achteraf bekeken; Van achtere kijkie een koe in z’n kont Achteraf praten is altijd gemakkelijk Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
achteren , tâchtere , tâftere
, in de namiddag Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
achteren , achteren
, van achteren, achteraf (W.-Veluwe). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |