Woord: achterkant
achterkant , achtrkaante , zelfstandig naamwoord
, achterzijde Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
achterkant , achterkanjt , mannelijk
, achterkènj , achterkènjtje , achterkant. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
achterkant , achterkaante
, achterkant. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
achterkant , achterkaant , de
, achterkant De aachterkante van de jurk zit niet zo mooi as de veurkaante (Zdw), De achterkaante van het gröslaand stun blank (Wei), Hij hef de hiele achterkaant van de auto in mekaar zitten (Wes), Het stund op de achterkaant van de breeif (Gas), Aj je niet stilholdt, gaoj an de achterkaant van die deur (Zwe), Dat is maor de achterkaante, daor zeej niks van (Bei), De aachterkaante is neet zo mooi wat achter die zaak zit, is minder fraai (Dwi), Ie kunt hum de achterkaante laoten zien laten merken dat je niets met hem te maken wilt hebben (Zdw) *Veurkaant is koopmans kaant, aachterkaant stek niet zo naauw (Eex) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
achterkant , aachterkant
, achterkant , Ôn d'n aachterkant van't hûis hébbe we's tegoej óprûiming gehaauwe, 't waar nóddeg. Aan de achterkant van het huis hebben we eens danig opruiming gehouden, het was nodig. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
achterkant , [achtereind] , achterkante , (zelfstandig naamwoord)
, achterkant. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
achterkant , aachterkaant , zelfstandig naamwoord
, achterkant, achterzijde; WBD achterste deel van het paard, ook genoemd 'krös' of 'broek'; Vêêrrufde alleen dun aagterkaant of pak'tut gelêêk ? (Hein Quinten , Tilburgse spreuken; ca. 1990) Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |