Woord: afbeunen
afbeunen , ofbeunn , werkwoord
, een pak slaag geven Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
afbeunen , ofbunen , zwak werkwoord, overgankelijk
, afbeulen Hie hef de pèerde ofbuund (Sle), (wederk.) Doe wat kalmer an, ij moet je niet zo ofbunen afmatten (Oos), z. ook ofbuizen Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |