Woord: afhakken
afhakken , ofhakke , werkwoord
, Afhakken. Zegswijze dat moet je zelf maar ofhakke, dat moet je zelf maar regelen, oplossen. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
afhakken , ofhakken , zwak werkwoord, overgankelijk
, 1. afhakken Even dat wallegien ofhakken van hout ontdoen (Wtv), Rogge ofhakken hakkend maaien (Eev) 2. in delen hakken (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, noord) Het geslachte varken mut of ehakt worden (Vle), z. ook ofhouwen 3. couperen van de staart van een paard (Zuidoost-Drents zandgebied) 4. niet aan het woord laten, in de rede vallen (Zuidwest-Drenthe, zuid) Ie kunt niet wat zeggen of hij hakt of (Zdw) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
afhakken , òfakken
, 1. afhakken; 2. Gunninks woordenlijst van 1908: afsnauwen (Kamperveen) Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
afhakken , ofhakke , werkwoord
, hak of, hakte of, ofgehakt , afhakken Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
afhakken , [door hakken scheiden] , of-akken , (werkwoord)
, afhakken. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
afhakken , afhakke , zwak werkwoord
, afhakken, het geslachte varken in stukken hakken voor conservering van het vlees; Audioregistratie 1978 - Èn assem af ginge hakke, dè din ze dan vierentwinteg uur nòdderaand assie koud was, moesie ingezoute wòrre in zon grôote kèùp, hè. (Interview met Heikanters - Transcriptie door Hans Hessels) Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |