Woord: afkondigen
afkondigen , åfkunnigen
, afkondigen. Åfekunnigt is een bruidspaar, wiens ondertrouw in de kerk is åfeliääzen (afgelezen). Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
afkondigen , ofkundigen , zwak werkwoord, overgankelijk
, afkondigen Domnie zal wel ofkundigen, wel der ankommen week preken zal (Eex), Die beiden bint vanmorgen in de kerke ofkondigd hun voorgenomen huwelijk is genoemd (Eri), zo ook Zundag wordt hij veur de darde keer ofkundigd de derde en laatste keer (Nsch), Dou ze de mobelisaosie ofkondigd hebt, mus Raainder in daainst (Eev) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
afkondigen , ofkondigen , ofkundigen , werkwoord
, afkondigen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |