Woord: afpoedelen
afpoedelen , ofpoedeln , zwak werkwoord, wederkerend
, met water schoonmaken Ik heb mij gauw wat of epoedeld gauw en onvoldoende gewassen (Die), Ik heb mij even lekker ofpoedeld (Gas) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
afpoedelen , ofpoedelen , werkwoord
, wassen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |