Woord: afpoten
afpoten , ofpotten , ofpoten, umpotten , onbepaald werkwoord
, (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe). Ook ofpoten (Zuidwest-Drenthe, noord), umpotten (Midden-Drenthe) = aftellen, wie hem moet zijn Even umpotten, wie bok mut staon (Hgv), Eerst ofpotten veurdaj begunt (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
afpoten , afpòtte , zwak werkwoord
, Frans Verbunt: aftellen, bij een spelletje Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |