Woord: afsporen
afsporen , ofspeuren , zwak werkwoord, overgankelijk
, (Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid) = een sleuf maken voor waterafvoer Dat water kuj zo ofspeuren naor de sloot toe (Klv), Ie mut de tippe ofspeuren, aans stiet alles blaank (Noo) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |