Woord: afstelen
afstelen , ofstale , werkwoord
, Van de steel ontdoen. Vgl. stale. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
afstelen , ofstelen , sterk werkwoord, overgankelijk
, ontstelen Ze hebben dat olde mens de fietse ofstolen (Vtm) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
afstelen , ofstelen , werkwoord
, ontstelen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
afstelen , [ontnemen] , ofstèlen , (werkwoord)
, afstelen. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |