Woord: afzakkertje
afzakkertje , ofzäkkertie
, afzakkertje. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
afzakkertje , ofzakkertien , het
, ofzakkerties , afzakkertje, borrel Nog even een ofzakkertien en dan gaow hen hoes (Bor) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
afzakkertje , ofzâkkertien
, de laatste borrel. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
afzakkertje , ofzakkertien , zelfstandig naamwoord
, et; afzakkertje, borrel Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
afzakkertje , ofzäkkertien , (zelfstandig naamwoord)
, afzakkertje, een laatste glaasje. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |