Woord: agent
agent , regenten
, (van pelisie), agenten (van politie): Broers, Utrecht 1ste dr. 42; In h. en op str. 20; 59. Bron: Beets, A. (1927), ‘Utrechtsche Volkswoorden en Volksgezegden’, in: Driemaandelijksche bladen 22, 1, 1-30, 73-84. Groningen |
agent , agent , de
, agenten , 1. politieagent Daor stait ok een agent bie de buren veur de deure (Bco) 2. vertegenwoordiger Zie zuukt een agent veur een braandkaast verzekeringsagent (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |