Woord: aksbijl
aksbijl , heksebiel , heksebiele
, groote, zware bijl. Eigenlijk een pleonasme: aaks, aakse, aks = bijl; Nedersaksisch ekse, Holsteinsch exe, ext, Hoogduitsch Axt, Deensch öxe, Zweedsch yxa, Engelsch axe. Zegswijs: d’r mit de heksebiel insloagen (of: inhauen) = de zaak op eene ruwe of ook ruime wijze behandelen, tegengestelde van: voorzichtig, zuinig, met overleg zulks doen. (v. Dale: er met de (ruwe) bijl inhouwen = ruw te werk gaan.) Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
aksbijl , aksebiel , haksebiel, haksbiel, aksbiel, hakselbiel, akselbie
, (Zuidoost-Drenthe, Veenkoloniën). Ook haksebiel (Zuidwest-Drenthe, zuid, Zuidoost-Drents veengebied), haksbiel (Zuidoost-Drents zandgebied, wb), aksbiel (Zuidoost-Drents zandgebied), hakselbiel (Midden-Drenthe, Zuidoost-Drents zandgebied), akselbiel (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe) = grote bijl, bijl met lange steel Hier in Slien proot ze van aksbiel, aksebiel, haksebiel en haksbiel (Sle), zie ook aks Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |