Woord: apendreet
apendreet , apedreet , de
, apedreten , (Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe) = 1. eigenwijs, klein mens (Midden-Drenthe) 2. bedilziek iemand (Zuidwest-Drenthe, zuid) 3. een meisje met veel verbeelding (Zuidwest-Drenthe, zuid) 4. onbetekenend mannetje (Zuidwest-Drenthe, zuid) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |