Woord: appelsop
appelsop , appelsop
, zie: appelsmōds. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
appelsop , appelsoppe , [apәlsǫpә] , vrouwelijk
, appelmoes Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
appelsop , appelsoppe , de
, (Midden-Drenthe, wb:Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe) = appelmoes, z. ook appelmoes Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |