Woord: aprils
aprils , aprils , bijvoeglijk naamwoord
, (Zuidoost-Drenthe) = met betrekking tot april *Aprilse regen is veur de boer een zegen (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |