Woord: arrekatters
arrekatters , [wonderlijk, raar] , arrekatters
, bvnw. = wonderlijk, raar; “van de foezel worden ze zoo arrekatters in de kop.” Van: arre, Gron. harre, teeken van walging, zooveel als: harregat, harrebasses (= ajakkes), eigenl. basterdvloek, gebruikt als interj. en: katters = katterig. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
arrekatters , arrekatters , bijvoeglijk naamwoord
, (wb, wm) = wonderlijk, raar Van de foezel worden ze zo arrekatters in de kop (wb) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |