Woord: asla
asla , aslaad , zelfstandig naamwoord de
, Aslade. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
asla , asselae
, asla. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
asla , askenla , askela
, (Zuidoost-Drents zandgebied). Ook askela etc. = asla in de kachel Die vieze kerel zat de huile aovend in de aaskelao te kitsen (Erf), zie ook askenbak Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
asla , assela
, (Kampereiland, Kamperveen) asla Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
asla , askelae , zelfstandig naamwoord
, de; asbak in een kachel of stoof Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
asla , aslaaj , asselaaj , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, as(se)laaje , as(se)laetje , asla(de) Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeƫ Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |