Woord: avondeten
avondeten , eivendeten , zelfstandig naamwoord ’t
, Avondeten, voorheen ook: avondbroodmaaltijd. De ouderwetse dagindeling voor het gebruik der maaltijden of voor het schaften was vaak als volgt: 1. Stik-ete, enkele boterhammen eten na het opstaan. 2. Stik-ete, koppiestoid, konkeltoid of halfelfiestoid, enkele boterhammen eten en koffie drinken tijdens de schaft om ± half elf. 3. Middagete, warmete, warme maaltijd om ± 12 uur. 4. Stik-ete, skofttoid, halfzessiestoid, enkele boterhammen eten en koffiedrinken tijdens de namiddagschaft om ± half zes. 5. Stik-ete, eivendeten, avondbroodmaaltijd om ± 8 uur. Men bedenke, dat deze tijden en benamingen varieerden al naar gelang het seizoen, de drukte van het werk, de aard van het bedrijf (boer of tuinder) en de streek. Een zomerdag van een tuinder verliep vaak als volgt: 1. Stik-ete of broôd-ete, na het opstaan (± 5 uur). 2. Konkeltoid of koppiestoid om ± 9 uur. 3. Skofttoid, stik-ete of broôd-ete om ± 12 uur. 4. Koppiestoid om ± 15.00 uur. 5. Warm-ete om ± 18.00 uur. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
avondeten , aovendeten , het
, 1. avondeten Hie was er tegen het aovendeten wèer (Sle) 2. het voedsel bij het avondeten Het aovendeten smeuk hum ok al nich (Bov) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
avondeten , [avondeten] , aovesaete , (onzijdig)
, avondeten Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |