Woord: bakoven
bakoven , bakaove , mannelijk
, bakäöves , bakäöveke , bakoven. Gaap mer taengen ’ne bakaove: zich weren tegen een overmacht is moeilijk. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
bakoven , bakoven , de
, bakoven Bakovens zint er niet mèer, die haj vrogger (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
bakoven , bakovend , zelfstandig naamwoord
, de; bakoven Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
bakoven , [bakoven] , bakoeave , (mannelijk)
, bakoven, industriële bakoven , Doe kóns neet tieënge eine bakoeave gape: tegen een sterker iemand kan men het niet opnemen. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
bakoven , bak-oôve , bakoeëve , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, bak-oôves/bakoeëves , bak-oventje/bakoeëventje , eerste vorm Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern), Nederweerts, Ospels; tweede vorm Weerts (stadweerts); bakoven Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
bakoven , bakoove , zelfstandig naamwoord
, bakoven; WBD bakoove, oove, oowve - bakoven (in het bakhuis v.e. boerenhuis) Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |