Woord: bakwagen
bakwagen , bakwoagen
, in geschrifte: bakwagen, in de stad Groningen wagen voor het vervoeren van turf, die een bak turf = 30 HL. bevat, en waarvan er elf op een vuur (turf) gaan. Daar wordt de turf altijd bij de bak verkocht. – Zal zijn: wagen met eene soort van bak. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
bakwagen , bakwagen , zelfstandig naamwoord de
, Boerenwagen bestaande uit een grote houten bak op vier wielen. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
bakwagen , bakwagen , de
, (niet Veenkoloniën) = wagen met rondom gesloten bak De bakwagen is een wagen met een strontbak er op (Pdh) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |