Woord: balderboks
balderboks , balderbōksen , balderbōksem, bōlderbōksen, bolderbōksem
, bij Weil. bulderbas, een mensch die schielijk raast en vloekt; v. Dale bulderaar, bulderbast = die raast en tiert, schreeuwer; Oostfriesch ballerbükks, die veel praat, tegenspreker, dwarsdrijver; ook = klapbus; Mecklenburgsch ballerbükks, ballerbüss = klapbus; Holsteinsch bullerbrook, polterhans; Deensch bulderbasse = onstuimig, driftig mensch; Zweedsch bullerbas = woestaard. – Saterlandsch balle = spreken; Hooft bolderen = bulderen. In ons woord ligt nog de beteekenis, dat zoo iemand het niet zoo kwaad meent als hij zich uitdrukt. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
balderboks , balderboks , ballerboks, bolderboks, bollerboks, bulderboks
, (Zuidoost-Drenthe, Noord-Drenthe). Ook ballerboks (Kop van Drenthe, Zuidoost-Drents veengebied), bolderboks of bollerboks (soms in dezelfde plaats naast balderboks), bulderboks(Zuidoost-Drents zandgebied soms in dezelfde plaats naast balderboks) = druk, lawaaierig, soms lomp persoon, veelal een schreeuwer, grootspreker, kletsmajoor, lawaaischopper, maar daarnaast ook een feestnummer (Midden-Drenthe), een doordrijver (Zuidoost-Drents zandgebied), een brombeer (Zuidoost-Drents zandgebied), een harde werker (Midden-Drenthe), ruig (Midden-Drenthe), onbesuisd (Zuidoost-Drents zandgebied), lastig (Veenkoloniën), onverschillig (Zuidoost-Drents veengebied), onhandig (Zuidoost-Drents veengebied) persoon Een bolderboks is eein, die te wild met een deer umgeeit of te haard tegen kinder angeeit (And), zie ook bolderbatse, balderbusse Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |