Woord: balecht
balecht , [aan beide kanten scherp] , balecht , balekt , (klemtoon op de 2de lettergreep)
, in: hij wet zien mes balecht = maakt zijn mes aan beide kanten scherp. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
balecht , balekt , balecht, balt, bolekt
, (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, noord, Midden-Drenthe). Ook balecht, balt, bolekt (Midden-Drenthe) = 1. stomp, niet goed geslepen; op de snede scherp, vlak achter de snede te dik De zende is balekt, hie mut neug haard worden (Oos), zie ook bal 2. aan beide kanten scherp (wb, wm). Deze bet. is waarschijnlijk onjuist. Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |