Woord: bamsen
bamsen , bamsen , zwak werkwoord, onovergankelijk
, 1. met een klap vallen Hie bamsde op de grond (Sle) 2. slaan Zij bamst ok zo hard mit de deure (Hol) 3. zich erg inspannen (Zuidwest-Drenthe, zuid) Hij mut er tegen bamsen (Flu) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |