Woord: bankwerker
bankwerker , bankwarker , de
, machinebankwerker Hij hef veur bankwarker leerd, mar later is e smid worden (Klv) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
bankwerker , baankwarker , zelfstandig naamwoord
, de; bankwerker: iemand die bankwerk verricht Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |