Woord: beddenkoets
beddenkoets , béddekoets
, vaste, ingetimmerde slaapplaats. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
beddenkoets , beddekoets , de
, (Zuidwest-Drenthe, zuid, Zuidoost-Drents veengebied, Midden-Drenthe) = bed Hij lag al op tied in de berrekoets (Bal) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
beddenkoets , beddekoetse , zelfstandig naamwoord
, de; bedstee Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
beddenkoets , bèdkoets , bèddekoets, bédkoets, béddekoets , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, bèddekoetse/béddekoetse , (Nederweerts, Ospels) alkoof, bedstee Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |