Woord: beddentijk
beddentijk , bertijk , berteek
, tijk, beddetijk. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
beddentijk , bèrteek
, beddetijk. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
beddentijk , berretiek , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, omhulsel van veren bed Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
beddentijk , beddeteek , zelfstandig naamwoord de
, Beddetijk. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
beddentijk , beddetiek , berretiek
, stof als overtreksel voor de matras. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
beddentijk , beddetiek , beddebuur, beddebure
, Ook beddebure (Zuidoost-Drents veengebied, Veenkoloniën), beddetiek (Zuid-Drenthe, Noord-Drenthe), beddetieke (Veenkoloniën) = beddentijk Beddebuur is de stof om een veren ber (Pei), ...een kleeid, waor de veren in kwamen (Nor), zie ook bijslaop Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
beddentijk , beddetiek , beddeteek, berretiek , zelfstandig naamwoord
, tijk: bep. stof voor overtrek van beddengoed; overtrek van die stof gemaakt Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
beddentijk , [overtrek van een bed] , beddetiek
, zie: beddegoed. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
beddentijk , beddetijk
, zak waar men stro instopte en die vervolgens als matras diende , op de matrasse van tegeworrig kunde nie in n’n kuit slaope, mar da konde vruger op n’n strwoojzak wel = op de matrassen van tegenwoordig kun je niet in een kuil slapen, maar vroeger kon je dat op een strozak wel- Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’ |