Woord: beefes
beefes , [abeel] , bèfesse , (vrouwelijk)
, bèfessen , [weinig gebruikelijk] abeel. Bron: Gallée, J.H. (1895), Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect, aanhangsel Twents |
beefes , bèfesse , (vrouwelijk)
, bèfessen , abeel. Winterswijk z. beefesse. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
beefes , beefesch , de
, (Zuid-Drenthe) = ratelpopulier, z. ook trilesch Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |