Woord: beestenmaandag
beestenmaandag , biestmaandag , biestermaandag
, (Zuidoost-Drenthe). Ook biestermaandag (Zuidoost-Drents zandgebied) = marktdag in Coevorden IJ hadden de eerste biestmaandag, een grote viemark, dan de middelbiestmaandag, niet zo groot en weinig vie en lèestbiestmaandag en dan gaanzemark. Op die biestmaandagen, die nao de Zuudlaorder mark valt, is er aaid een boel volk (Sle), Op daarde biestermaandag is ’t aaid zun gedrang (Pdh) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |