Woord: appelkits
appelkits , appelkitsj , vrouwelijk
, appelkitsje , appelkitsjke , klokhuis van appel. “Gaef mich de kitsj” vroegen de jongens vroeger aan een jongen, die een appel at, om ook wat te hebben. Appelkitsj-Neeje: bijnaam van de moeder van Nicolaas Reubsaet, de op 26 april 1843 geboren beroemde musicus. Het Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
appelkits , [klokhuis ] , appelekits , (vrouwelijk)
, klokhuis van een appel of peer Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |