Woord: bloedhond
bloedhond , blouthónjt , mannelijk
, blouthónj , bloedhond; afzetter, wreedaard. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
bloedhond , bloedhond , de
, 1. kwaadaardige hond Zie hebt daor van die bloedhonden as waakhonden (Sle) 2. hond van dat ras 3. woekeraar (Zuidoost-Drents zandgebied) 4. gezegd van paard, dat de menner afmatte (Zuidoost-Drents zandgebied) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |