Woord: boerenpaard
boerenpaard , boerepaert , onzijdig
, boerepaert , zwaar trekpaard. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
boerenpaard , boerepeerd , zelfstandig naamwoord
, et; boerenpaard; in het bijzonder gezegd bij paardje rijden op de knie Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
boerenpaard , [zwaar trekpaard] , boerepaerd , (onzijdig)
, boerenpaard, zwaar trekpaard Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |