Woord: bokken
bokken , [hooi vervoeren] , bokkĕn
, (hooi) in een schuit vervoeren. Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94 |
bokken , bokng , werkwoord, zwak
, bokkig zijn Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
bokken , bokke , werkwoord
, ‘Bok’ vriezen, kapot vriezen. Zie bok. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
bokken , bokke , werkwoord
, Mokken, koppig zijn (als een bok). Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
bokken , bókke
, bókde, haet gebók , bokken, zie ook: mónke. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
bokken , bokken
, onwillig zijn, kuren vertonen. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
bokken , bokken , zwak werkwoord, onovergankelijk
, 1. tochtig zijn Oes zwartbont sikkien, dat bokt al weer (Coe), Haandtien bokken krom staan met de hand op het achterwerk. Anderen geven daar een klap op. Degene, die krom staat moet raden, wie het gedaan heeft (Pdh) 2. bokkig zijn As hum het waark tegenzit lop heei mor te bokken (Die), Dat pèerd bokt (Sle) 3. sigaret aan andermans sigaret aansteken, ook van sigaren Laot mij even bokken, ik heb gien vuur bij mij (Nam), zie ook anneuken 4. stoten (Zuidwest-Drenthe, zuid, Veenkoloniën) De schaopen bokken aal tegen mekaor aan (Erf) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
bokken , bokken , werkwoord
, koppig zijn, nors zijn omdat men zich ergert aan iets Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
bokken , bokke
, dwarsliggen Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’ |
bokken , bókke
, gebókt , bokken, mokken Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
bokken , bókke , werkwoord
, bukken, koppig zijn Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |