Woord: bokkenpoot
bokkenpoot , bokkepote , m
, schoeisel verkeerd om aan hebben (bij kinderen). bokkepote hebbe Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
bokkenpoot , bokkepoot
, bepaald model kwast Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
bokkenpoot , bókkepoot , mannelijk
, bókkepeut , bókkepeutje , bokspoot. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
bokkenpoot , bókkepuût
, de schoon verkiërd um aan hebbe. Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst. |
bokkenpoot , bokkepoot , bokspoot
, Ook bokspoot (Midden-Drenthe in bet5.) = 1. bokkepoot 2. verfkwast Ie kunden mit een bokkepote goed in de hoeken komen (Dwi) 3. soort koekje met chocolade aan de uiteinden 4. soldaat, infanterist (wb) 5. de duivel (Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
bokkenpoot , bokkepote , bokkepoot , zelfstandig naamwoord
, de 1. poot van een mannelijke geit 2. langwerpig koekje met chocola aan beide uiteinden 3. teer- of verfkwast Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
bokkenpoot , bókkepoeat , (mannelijk)
, 1. bokkenpoot, koekje 2. geknikte verfborstel Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |