Woord: bokkenrijder
bokkenrijder , bókkerieër , mannelijk
, bókkerieësj , bokkerijder; lid van een roversbende uit Limburgs verleden, plusminus 1775. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
bokkenrijder , [lid van de bokkenrijders] , bókkeriejer , (mannelijk)
, lid van de bokkenrijders; in 1775 werd de bokkenrijder Willem op den Kamp in Thorn veroordeeld tot de strop en opgehangen Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
bokkenrijder , bókkeri-jjer , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, bókkeri-jjers , bokkenrijder Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |