Woord: bokkingkoek
bokkingkoek , bökkemekouk , mannelijk
, bökkemekuik , pannekoek met droge haring: vroeger een geliefkoosd eten op Goede Vrijdag, zie ook daar. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |