Woord: bovenop
bovenop , bovenopstoan
, zie neus . Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
bovenop , baovenop
, bovenop. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
bovenop , bovenop , bijwoord
, bovenop Hij stund er mit de neuze bovenop (Ruw), Hij is der best weer bovenop kommen (Dro) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
bovenop , [aan de bovenkant] , boovenóp
, bovenop , ’t Report li boovenóp. Het rapport ligt bovenop. Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
bovenop , boeavenop
, bovenop Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |