Woord: dertig
dertig , dertig , (telwoord)
, dertig. Bron: Gallée, J.H. (1895), Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect, aanhangsel Twents |
dertig , dartig , datig , (telwoord)
, dertig. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
dertig , dertig , dartig , (telwoord)
, Daarnaast dartig. || Dartig gulden. De dartigste Juni. Vierendartigh jaren, SOETEBOOM, S. Arc.72. – In de samengestelde vormen wordt dartig vaak afgekort tot dart, mits er geen zelfstandig naamwoord volgt. || Ien-en-dart, twee-en-dart, drie-en-dart. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
dertig , datig
, (< daartig?) dertig Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
dertig , datteg , telwoord
, 30 Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
dertig , dartig
, dertig. [Kat] Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
dertig , dartich
, dertig. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
dertig , dartich
, dertig. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
dertig , dartig , daartig, dertig
, Ook daartig (Zuidwest-Drenthe, noord, Kop van Drenthe), dertig (Zuidoost-Drents veengebied) = dertig Die man is nog onder de dartig (Uff), De jaoren dartig was een slechte tied (Zwig) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
dertig , dartig
, dertig. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
dertig , dättig
, dertig Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
dertig , dattig , dettig , hoofdtelwoord
, dertig Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
dertig , dértig , telwoord
, dertig , dértig VB: 'r Ês vëuraon ién de dértig, meh de giefs 'm ênd viertig. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
dertig , dartig
, dertig. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
dertig , därtig , (telwoord)
, dertig. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
dertig , darteg , dartig , telwoord
, dertig; ...dè ze vruger mee d'r dartig jaor pas begosse te vrije! (Jan Jaansen; ps. v. Piet Heerkens svd; De nuuwe kapelaon van Baozel, afl. 1; NTC 1-10-1938); ...hij is nog mar 'n goeie dartig jaor oud, schat ik (Jan Jaansen; ps. v. Piet Heerkens svd; De nuuwe kapelaon van Baozel, afl. 2; NTC 8-10-1938); Cees Robben – Vier en dartig jonge snuiters... (19591017); Cees Robben – Dartig weken (19600923); Cees Robben – vèèf en dartig jaor bij de Reiniging (19720310); B dartig; A.P. de Bont: telw. 'dartig', dertig; WNT DERTIG - dartig Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |