Woord: eekhoorn
eekhoorn , eekhoren , (mannelijk)
, eekhorens , [weinig gebruikelijk] Bron: Gallée, J.H. (1895), Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect, aanhangsel Twents |
eekhoorn , eekhoren , (mannelijk)
, eekhorens Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
eekhoorn , ékertjen , ékhörentjen
, Eekhoorntje. Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff |
eekhoorn , inkhoren , (zelfstandig naamwoord mannelijk)
, zie eekhoorn. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
eekhoorn , eekhoorn , (zelfstandig naamwoord mannelijk)
, zie op inkhoren. Zie de wdbb. ‒ Zegsw. Zo vlug as ’en inkhoren, zeer vlug. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
eekhoorn , ijkertje*
, vergel. ketijkertien *. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
eekhoorn , inkhoren
, eekhoren. (N.B.! ink-horen). Bron: Beets, A. (1927), ‘Utrechtsche Volkswoorden en Volksgezegden’, in: Driemaandelijksche bladen 22, 1, 1-30, 73-84. Groningen |
eekhoorn , ékertjen , ékhörentjen
, Eekhoorntje. Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
eekhoorn , inketske , inköörke
, eekhoorntje. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
eekhoorn , eikkaore , vrouwelijk
, eikkaores , eikkäöreke , eekhoorn. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
eekhoorn , ékurke
, eekhoorntje Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
eekhoorn , inkhoorn , zelfstandig naamwoord
, eekhoorn. Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek |
eekhoorn , ekertien
, eekhoorn. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
eekhoorn , ekertie , iekertie
, iekheurntie , eekhoorntje. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
eekhoorn , iekhoorn , eekhoorn, eeikhoorn, eikhoorn, eker , de
, iekhoorns , (Zuid-Drenthe). Ook eekhoorn (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, Midden-Drenthe), eeikhoorn (Midden-Drenthe), eikhoorn (Kop van Drenthe), eker (oz:Hgv) = eekhoorn, Sciurus vulgaris Ik zag in het bos een eekhoorn denappels oetdoppen (Gas), Iekhoornties sprungen van takke op takke (Mep), zie ook kateker Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
eekhoorn , eekeurntien , eekoorn, eenkeurntien
, eekhoorn. Ook: eekoorn, Gunninks woordenlijst van 1908: eenkeurntien (Kamperveen) Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
eekhoorn , ènkhórre
, eekhoorn , Ik reej mi munne waoge nen ènkhórre kepot, héij stak zó'mér bónk de wèg oover. Ik reed met mijn auto een eekhoorn dood, hij stak zomaar plots de straat over. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
eekhoorn , iekhoorn , iekoorn, eker , zelfstandig naamwoord
, de; eekhoorn Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
eekhoorn , ikhôrrentje
, ikhôrrentjes , eekhoorn Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
eekhoorn , iikhorres
, eekhoorns Bron: Peels-Mollen, J. met werkgroep Weerderheem in Valkenswaard (Ed.) (2007), M’n Moederstaol. Zôô gezeed, zôô geschreeve. Almere/Enschede: Van de Berg. |
eekhoorn , ienkôôre
, eekhoorn. zie ook “inkert”. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
eekhoorn , inkert
, eekhoorn. in de uitdrukking, “op d’n inkert gaon”, “eekhoorns vangen”. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
eekhoorn , iekoorn , (zelfstandig naamwoord)
, iekeurntien , eekhoorn. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
eekhoorn , inkhórn
, eekhoorn Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
eekhoorn , eker , ekeltjen , eikertie , ekertie , eketien, ekertien,
, eekhoorn; eenkhoorn (O.-Veluwe). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
eekhoorn , enkhórre , zelfstandig naamwoord
, eekhoorn (Eindhoven en Kempenland) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
eekhoorn , inkhoore , inkhórre, ienkoore , zelfstandig naamwoord
, eekhoorn (West-Brabant; Helmond en Peelland; Tilburg en Midden-Brabant; Den Bosch en Meierij); ienkoore; eekhoorntje (West-Brabant) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
eekhoorn , eikäörke , eikuuerke , (onzijdig)
, eikäörkes , eikuuerkes , eekhoorntje, zie ook eiketske Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
eekhoorn , eikhuërke , zelfstandig naamwoord
, eikhuërkes , eekhoorn (Sciurus vulgaris) Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
eekhoorn , eikeurke , eikuuërke
, eikeurkes/eikuuërkes , (verkleinwoord), eerste vorm Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern), Nederweerts, Ospels; tweede vorm Weerts (stadweerts); eekhoorn(tje) Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
eekhoorn , inkhoorentje , inkhurntje , zelfstandig naamwoord, verkleinwoord
, verkleind; Frans Verbunt, Tilburgs voor Tonpraoters (7e, 1996): eekhoorntje; Stadsnieuws: 'Der zaat en inkhoorentje onder den bôom buukenotjes te zuuke'(141007); WNT INKHOORN - gewestelijke bijvorm van eekhoorn; Dialectenquête 1876 - inkhurntje; Jan Naaijkens, Biks: inkhoorn zn - eekhoorn Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |