Woord: eiken
eiken , ieken
, eiken, Gron. ijken. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
eiken , eken , eiken , (bijvoeglijk naamwoord)
, Eiken. ‒ Vgl. ekenblad, plank van eikehout, op blad. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
eiken , eekn , bijvoeglijk naamwoord
, eikenhouten Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
eiken , eken , bijvoeglijk naamwoord
, Dialectische variant van eikehouten (verouderd). Vgl. Fries eken. | ’n Eken plank. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
eiken , ekens , zelfstandig gebruikt bijvoeglijk naamwoord meervoud
, Eikehouten planken of balken (verouderd) | ’t Benne ekens. Opmerking: In het Westfries worden vaker zelfstandig gebruikte stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden in het meervoud gebruikt. Zo zegt men bv. van houten, gouden, zilveren voorwerpen enz.: ’t benne houtens, gouwens, zulverens. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
eiken , eike
, eikenhout. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
eiken , ieken , bijvoeglijk naamwoord
, Bij het klompen maken gebruukte mien va nog een ieken doemstok (Ruw), Zuver aiken meubels komt er weer in (Eev), Een echt aiken kamnet (Rod), Een eiken telling een jonge eikenboom (Row), (zelfst.) Dat is een echte ieken (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
eiken , eken , ieken, îêken, eiken
, eikenhout. Ook: ekenòlt (Kampen), ieken (Kampen), îêken (Kampereiland, Kamperveen), îêkenòlt (Kampereiland, Kamperveen), Gunninks woordenlijst van 1908: eiken Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
eiken , ieken , bijvoeglijk naamwoord
, 1. van eikenhout 2. zie iekenboom Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
eiken , èèke , stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
, van eikenhout; Cees Robben – Of ge naa begraove wordt in ’n kiest van waai-bôôme-hout of van èèke.. d’r onder gaode.. (19750704) Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |