Woord: fabrikant
fabrikant , fabbrekant , mannelijk
, fabbrekante , fabrikant. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
fabrikant , fabrikaant , zelfstandig naamwoord mannelijk
, fabrikaante , fabrikénsje , fabrikant , VB: De fabrikaant wäor 'nne vreuntelikke mêns dè zich oüch mêt de febrikslûi oonderheel. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
fabrikant , fabriekâânt
, fabrikant. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
fabrikant , fabriekaant , zelfstandig naamwoord
, (textiel) fabrikant (Tilburg en Midden-Brabant) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
fabrikant , fabrikântj , fabrikânt , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, fabrikântje/fabrikânte , fabrikêntje , eerste vorm Nederweerts, Ospels; tweede vorm Weerts (stadweerts), Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern); fabrikant Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
fabrikant , fabriekaant , fabberiekaant , zelfstandig naamwoord
, fabrikant; We hebben de schoonste stad van et laand,/ en onze vadder is fabberikaant! (Piet Heerkens; uit: Brabant, ‘Tilburg zingt’, 1941); Cees Robben – En we worre mar fabberiekaant... (19580308); Cees Robben – Gatverdikke dan ben ikke/ Net unne rijke fabrikaant..! (19540612); Mandos, Brabantse Spreekwoorden: De fabrikaant èn de pestoor die lôopen in dezèlfde voor (Pierre van Beek: Tilburgse Taalplastiek 1973) - die hebben dezelfde opvattingen; Henk van Rijen: segaarekiesjesplènkskesspèèkerskesfabriekaant - klein baasje; Elie van Schilt - Vruuger hadden we ok nog pastoor en fabrikaant/ Die mokte det we nie lééfden boven onze staand. (Uit: ‘Men stad’; CuBra ca. 2000); Elie van Schilt - ut was irst un villa van un rééke fabrikaanten familie. (Uit: ‘Men stad’; CuBra ca. 2000); GD05 de fabriekaanten èn pestoors waare wèl rèèk Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |