Woord: feestvarken
feestvarken , feesvėrke , onzijdig
, feesvėrkes , feestvarken. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
feestvarken , [persoon te wiens ere een feest gevierd wordt] , feestvärken , (zelfstandig naamwoord)
, feestvarken. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
feestvarken , fistvèèrke
, feestvarken, feesteling Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |