Woord: femel
femel , femel , v
, huichelaarster. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
femel , fiemel , zelfstandig naamwoord de
, 1. Iemand die met zijn handen overal aan zit. 2. Woelwater. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
femel , feemel , fiemel , mannelijk
, mannelijk hennep.; veemel mannelijk hennepzaad. Ach miene leiven heemel, al miene kemp is veemel: lett.: mijn lieve hemel, al mijn hennep is voos (zonder vrucht); wordt gezegd, als alles mislukt. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
femel , feemel , vrouwelijk
, feemele , tik. Doe höbs eine feemel: je hebt een raar stokpaardje. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
femel , fiemel
, iemes die ovverdreve poetst. Bron: Kuipers, Cor e.a. (1993), Zò bót ás en hiëp. Plat Hôrster, Horst. |
femel , femeltie
, kwezel. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
femel , fiemel , fiemelaar, fiemelboks, fiemeldeus, fiemelgat, fiem
, fiemels , (Zuidwest-Drenthe, zuid). Ook fiemelaar, fiemelboks (Zuidoost-Drents zandgebied), fiemeldeus (Kop van Drenthe), fiemelgat (Kop van Drenthe, Zuidwest-Drenthe, noord), fiemelkont (Noord-Drenthe, Zuid-Drenthe), fiemelpuut (Zuidoost-Drents veengebied), fiemelzak (Zuidwest-Drenthe, zuid) = iem. die niet opschiet, knoeier, priegelaar Mit zo’n fiemel kan gieniene wat beginnen (Ruw), Wat een fiemelgat, hij schöt gien donder op (Dwi) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
femel , feemel , zelfstandig naamwoord
, kwezel (Den Bosch en Meierij) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
femel , [vleier] , femel , (vrouwelijk)
, femels , femelke , vleier Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
femel , feêmel , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, doetje, mens, onnozel, sukkelaar Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |