Woord: financiën
financiën , fienansies
, (financiën) in de kop hebben, zooveel als: berekeningen, plannen maken; d’r zitten fienansies in dei jōng = die jongen is een plannenmaker, hij is er reeds op uit om geld te verdienen. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
financiën , fenanse , mannelijk
, financiën. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
financiën , finaansieje , zelfstandig naamwoord
, financiën , finaansieje VB: Ôzze penningmèister zörg good vuur de finaansieje, dao gèit 'm gèine sént mis. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |