Woord: flaneren
flaneren , flaneiere
, flaneierde, haet geflaneiert , flaneren, ouder is: sjwadrooneiere. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
flaneren , flaneren , werkwoord
, trots stappen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
flaneren , fleneere , werkwoord
, fleneer, fleneerde, gefleneerd , flaneren, slenteren Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |